Geschiedenis van Langerak

Geschiedenis Langerak volgens v.d. Aa
Deze voormalige gemeente bevat het dorp Langerak en enige verstrooid liggende huizen, alsmede de polder Langerak.

Langerak beslaat volgens het kadaster een oppervlakte van 1147 bunder. Men telt er 132 huisgezinnen, uitmakende een bevolking van ongeveer 700 inwoners, die meest hun bestaan vinden in de landbouw, hoofdzakelijk in het telen van hennep en aardappelen. Voorts wordt er geen handel gedreven. De alhier geteeld wordende hennep wordt doorgaans tot de beste van Zuid-Holland gerekend, vermits de grond daartoe zeer geschikt is. Ook heeft men drie scheepswerven en een korenmolen. De inwoners die hier allen Hervormd zijn, onder welke 250 lidmaten maken een gemeente uit welke tot de classis van Gouda behoort. De eerste, die in deze gemeente het leraarambt heeft waargenomen, was Petrus Valkius, die in het jaar 1612 hier reeds was en in 1619 naar Zegveld vertrok. Wilhelmus Koolhaas is hier van 1737 tot 1755 predikant geweest. Men heeft in deze gemeente een school, welke gemiddeld door 60 leerlingen wordt bezocht.

Deze gemeente is een hoge heerlijkheid, die in het jaar 1330 slechts een ambachtsheerlijkheid was, waaraan Karel V in plaats van het buurtrecht, hetwelk in die tijd in gebruik was, het schepenrecht vergunde. De heerlijkheid was in het jaar 1452 in het geslacht van de Heeren van den Boetzelaer gekomen, door het huwelijk van Elburg, de erfdochter van Jan van Langerak met Rutger van den Boetzelaer, die in het jaar 1461 op het kasteel van Asperen doodgeschoten werd.
In 1841 kwam het uit nalatenschap in handen van de Heer mr. Willem Leonard Diemont, dijkgraaf van het Land van Arkel Boven en Beneden de Zouwe. Thans is het recht in bezit van de Nationale Nederlanden. Het dorp Langerak, ter onderscheiding van Willige-Langerak, veelal Langerak- bezuiden -de-Lek of Langerak-over-de-Lek genoemd, wordt somtijds ook wel hoewel ten onrechte Langereck gespeld. Dit dorp was weleer beroemd wegens de zalmvisserij, welke daar en in de omtrek van deze plaats met zeer veel voordeel werd gedreven. Hedendaags zijn deze voordelen op verre na zo groot niet meer.

De kerk was van vroegere tijden af een parochiekerk, waarvan de pastoor door de proost van de St Salvatorskerk te Utrecht moest gehuldigd worden. Uit een rekening van het jaar 1586 heeft men geconstateerd, dat de inkomsten van de pastoor en de koster te samen niet meer dan achttien gulden jaarlijks bedroegen. Deze kerk is een fraai, groot, doelmatig ingericht en goed onderhouden gebouw, zonder orgel, doch met een koor en een tamelijke hoge vierkante toren met spits.

Vroeger stond hier ook een oud kasteel, het Huis te Langerak genoemd. Langerak is de geboorteplaats van de geschied- en taalkundige François Halma. Aan de ingezetenen van deze plaats gelijk ook aan enige andere dorpen werd in het jaar 1705 door de staten van Utrecht verboden hun waren buiten Het Sticht te doen wegen, op de boete van tien gulden en de impost der Stichtse waagcijns daarenboven.

In januari 1820 brak de Lekdijk in deze gemeente even beoosten de kerk door waardoor de Alblasserwaard geheel onder water werd gezet. Dit was de laatste doorbraak in de 19e eeuw.


De polder Langerak heeft een oppervlakte van 1041 bunder. Door drie molens wordt het overtollige water op de Lek geloosd. Het polderbestuur bestaat uit een polderschout, secretaris en penningmeester met vier heemraden.

De wip – korenmolen in Langerak 1677 – 1937 of de korenmolen van Vuijk
Voor 1673 stond er een standerdmolen buitendijks aan de oostzijde van Nieuwpoort op de oever van de latere noord-oost vestinggracht. De juiste plaats is niet bekend. Vermoedelijk was dit in het oostelijk deel van het huidige buitendijkse industriecomplex. In ieder geval was het zo dat in verband met de nieuwe vestingwerken in 1674 deze molen werd afgebroken. Bij de Waal werd in 1677 een nieuwe wip- korenmolen gebouwd, die tot 1925 nog in bedrijf was en in het bezit was van de familie Vuijk.

In 1684 werden grote beschadigingen aan het rietendak van de molen geconstateerd, dat te wijten was aan onvoldoende onderhoud door de molenaar. Reden om een andere molenaar te zoeken en deze werd gevonden in de persoon van Dirk Cornelisse Vuijk. Met hem begint de lange rij Vuijken, eerst als pachters, later als eigenaar.

Omstreeks 1925 werd de exploitatie van de molen te kostbaar en werd de bovenbouw van de molen afgebroken.

De onderbouw werd geruime tijd als opslagruimte gebruikt, maar vanwege een rattenplaag moest die in 1937 afgebroken worden en kwam er een magazijn voor in de plaats.